Responsive image

Effectbeoordeling

Download de app voor meer functionaliteit.

Effectbeoordeling

In overeenstemming met haar beleid voor betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling van de mogelijke beleidsopties gemaakt, waarbij de economische, sociale, regelgevende en algehele doelmatigheid en de samenhang met de bredere EU-doelstellingen is beoordeeld 18 . Deze werkzaamheden werden ondersteund door een gestructureerd overleg met de diensten van de Commissie via een interdepartementale stuurgroep 19 .

De coördinatievoorschriften zijn rechtstreeks gericht tot de lidstaten en hun socialezekerheidsorganen. Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) worden niet rechtstreeks beïnvloed door dit voorstel. Er worden geen positieve of negatieve effecten op het milieu voorzien.

Met betrekking tot digitale effecten voldoet het voorstel volledig aan de vereisten van het internet. De elektronische gegevensuitwisseling tussen de nationale instanties op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid zal plaatsvinden via het systeem voor de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI) (volledige toepassing voorzien voor medio 2019).

Met betrekking tot de toegang voor economisch niet-actieve mobiele EU-burgers tot sociale uitkeringen wordt de voorkeur gegeven aan de optie waarbij de huidige bepalingen inzake gelijke behandeling van Verordening (EG) nr. 883/2004 worden gewijzigd om te verwijzen naar de beperkingen in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: Richtlijn 2004/38/EG) 20 , hetgeen overeenstemt met de rechtspraak van het Hof van Justitie. Dit krijgt de voorkeur boven de alternatieve wetgevingsopties (namelijk om deze afwijking toe te staan voor de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen als bedoeld in artikel 70 van Verordening (EG) nr. 883/2004; of de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen voor levensonderhoud uit deze verordening te schrappen) en niet-wetgevende opties (namelijk om de voorschriften te verduidelijken in een mededeling). In het voorstel wordt de stand van het EU-recht zoals uitgelegd door het Hof van Justitie gecodificeerd; derhalve is het economische effect of het effect op de sociale rechten gering in vergelijking met het basisscenario; het kan echter de regelgevingskosten verlagen door meer duidelijkheid te scheppen over de huidige stand van het EU-recht.

Het voorstel betreft een coherente regeling voor prestaties bij langdurige zorg door de introductie van een apart hoofdstuk over de coördinatie van deze uitkeringen die in overeenstemming worden gebracht met de bestaande bepalingen inzake prestaties bij ziekte, waarbij onder andere een definitie van prestaties bij langdurige zorg, en voorziet in een lijst van nationale uitkeringen wordt gegeven. Dit kreeg de voorkeur boven de alternatieve opties waarbij de lidstaat van de woonplaats zou voorzien in alle prestaties bij langdurige zorg met vergoeding door de bevoegde lidstaat (met of zonder aanvulling door de bevoegde lidstaat). De voorkeursoptie voorziet in een uitdrukkelijke rechtsgrondslag zodat de bestaande regels de regeling kunnen voorzien van transparantie en stabiliteit. Burgers en instellingen zullen baat hebben bij de verduidelijking en de sociale bescherming zal worden verhoogd. De voorkeursoptie zal geen economische gevolgen van betekenis hebben en geen hoge uitvoeringskosten met zich meebrengen in vergelijking met het basisscenario.

Met betrekking tot de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen:

De voorkeursoptie voor de samentelling van werkloosheidsuitkeringen is om een minimumreferentieperiode te vereisen van ten minste drie maanden van verzekering in de lidstaat waar men het laatst heeft gewerkt in te stellen voordat een recht op samentelling van eerdere tijdvakken van verzekering ontstaat (waarbij de lidstaat waar men het laatst heeft gewerkt verplicht is een uitkering te verstrekken wanneer niet aan deze voorwaarde wordt voldaan). Dit is te verkiezen boven andere opties, zoals het toestaan van samentelling na slechts één dag of één maand van verzekering of de mogelijkheid het in de lidstaat waar men voorheen heeft gewerkt ontvangen referentieloon in aanmerking te nemen voor de berekening van werkloosheidsuitkeringen nadat men één of drie maanden in de bevoegde lidstaat heeft gewerkt. Naar verwachting zal de voorkeursoptie zorgen voor een sterkere band tussen de organen die bevoegd zijn voor werkloosheidsuitkeringen en mogelijk een besparing van 41 miljoen EUR opleveren, zij het met een andere kostenverdeling tussen de lidstaten. Er zouden geen significante gevolgen voor de regelgevingskosten zijn.

Met betrekking tot de export van werkloosheidsuitkeringen is de voorkeursoptie om de minimumtermijn voor de export van werkloosheidsuitkeringen te verlengen van drie tot zes maanden, met de mogelijkheid de uitkering voor de gehele periode waarvoor een recht op uitkering bestaat te exporteren. Deze optie zal worden gecombineerd met een mechanisme voor intensievere samenwerking om werkzoekenden te ondersteunen en zo hun kansen op re-integratie op de arbeidsmarkt te vergroten. Dit wordt verkozen boven het alternatief, waarbij het recht wordt toegekend om werkloosheidsuitkeringen voor de gehele periode waarvoor een recht op uitkering bestaat te exporteren. De voorkeursoptie zal geen economische gevolgen van betekenis hebben of hoge uitvoeringskosten met zich meebrengen in vergelijking met het basisscenario aangezien de bevoegde lidstaat alleen verplicht is uitkeringen te exporteren waarvoor al een recht bestaat.

Met betrekking tot de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders en andere grensoverschrijdende werknemers is de beste optie om de lidstaat waar men het laatst heeft gewerkt verantwoordelijk te stellen voor de betaling van de werkloosheidsuitkering wanneer de grensarbeider daar gedurende ten minste twaalf maanden heeft gewerkt, en voor het overige de verantwoordelijkheid toe te kennen aan de lidstaat waar hij/zij woont. Als gevolg daarvan wordt de huidige vergoedingsprocedure afgeschaft. Deze optie geniet de voorkeur boven de overwogen alternatieven, namelijk grensarbeiders zelf laten kiezen waar zij aanspraak willen maken op een werkloosheidsuitkering dan wel de lidstaat waar zij het laatst hebben gewerkt in alle gevallen verantwoordelijk te stellen voor de betaling van werkloosheidsuitkeringen. Geschat wordt dat deze optie de economische kosten van 416 miljoen EUR tot 442 miljoen EUR zal verhogen, maar ook de regelgevingskosten zal verlagen van 9,9 miljoen EUR tot 3,7 miljoen EUR.

Met betrekking tot de coördinatie van opvoedingstoelagen, bedoeld ter compensatie van gederfde inkomsten van ouders gedurende tijdvakken van kinderopvoeding, wordt er de voorkeur aan gegeven de huidige coördinatiebepalingen zodanig te wijzigen dat opvoedingstoelagen worden beschouwd als individuele en persoonsgebonden rechten, en een facultatief recht toe te kennen aan de secundair bevoegde lidstaat om de uitkering volledig te betalen. Dit biedt lidstaten die het delen van ouderlijke verantwoordelijkheden actief stimuleren de mogelijkheid eventuele negatieve financiële prikkels voor ouders om in dezelfde periode ouderschapsverlof te nemen weg te nemen. Deze optie kreeg de voorkeur boven de alternatieven waarbij de secundair bevoegde lidstaat verplicht is af te wijken van de overlappende regels, hetzij voor alle opvoedingstoelagen hetzij alleen voor salarisgerelateerde opvoedingstoelagen. De maximale economische impact van de voorkeursoptie zou een stijging van de economische kosten voor een secundair bevoegde lidstaat zijn binnen een marge van 58 % tot 84 %, hoewel deze in de praktijk waarschijnlijk lager uitvalt omdat niet alle lidstaten ervoor zullen kiezen deze afwijking toe te passen. De sociale rechten zullen naar verwachting slechts een minimaal effect van de verandering van individuele en persoonsgebonden rechten ondervinden, omdat het vereiste om afgeleide rechten op opvoedingstoelagen te erkennen slechts beperkt wordt nageleefd.

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordelingsverslag (WDC (2016) 460) dat is gecontroleerd door de Raad voor regelgevingstoetsing, die op 21 januari 2016 een positief advies heeft uitgebracht. Alle aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn in aanmerking genomen in het definitieve effectbeoordelingsverslag.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.